Met zachte stappen ging hij vooruit. Hij had nauwelijks een woord gesproken. Ook al was hij net nieuw! Hij had geen zin om contact te leggen. Hij was altijd stil geweest en hij zou ook zo blijven. Niet dat hij niemand wilde leren kennen. Maar zijn verleden hield hem tegen. Angst voor zich zelf, en angst voor de toekomst. Heel zijn leven had hij gezeten in de duisternis. Alleen en eenzaam. Moorden, om te leven. Om te voelen dat hij leefde. Zonder het bloed van anderen had hij geen leven gehad. Dan had hij geen reden gehad om te leven. Want om te doden dat was waarvoor hij geleefd had. Maar zijn verhaal had een slecht begin en nu. Nu had één iemand, iemand die hij ook had willen vermoorden. Die dat hij het meeste haatte… die had hem laten inzien dat, dat niet de enigste reden was waarom je zou leven. Hij had hem doen inzien dat het anders kon. Sinds die dag was hij verandert. Of dat probeerde hij tenminste. De bloed lust was er soms wel nog. Ook veel contact zocht hij niet. Maar de duisternis in zijn ogen was tenminste al verdwenen. De had was aan het vervagen. Omdat hij nu wel werd geaccepteerd. Daarom was Fairy Tail een nieuwe thuis geworden. Hier zag hij geen angst in de ogen als mensen hem aankeken. Niemand meed hem omdat ze bang van hem waren. Daar was hij ze dankbaar voor. Maar het voelde ook ongewoon. Hij moest echt nog veranderen. Maar met de hulp van de mensen die hem nu omsingelden moest dat wel lukken. Hij zuchte even terwijl hij verder langzaam stapte. Zijn armen gekruist zoals altijd. Hier in net uit de stad, keek hij vaak naar de wolken. Gewoon rustig denkend aan de oude dagen en aan de spijt dat hij nooit had gehad.
Maar nu hij zijn ogen eindelijk geopend had. Nu had hij veel spijt. Al die levens die hij had genomen. De families die hij verwoest had. Hij voelde de pijn, van zijn verleden door hem stromen. Maar er kwamen geen tranen meer. Die had hij jaren geleden al verspilt. Voor hem bleef het een teken van zwakte. Iets wat hij niet zou tonen. Hij stapte verder en ging uiteindelijk zitten op een rots; hoog genoeg om heel de stad te zien. Hij was het liefst alleen. Ze moesten hem gewoon tijd geven. Lachen had hij ook nog nooit gedaan. In al die jaren, alleen als het een vrede lach was geweest. Maar uit blijdschap. Kende hij dat gevoel wel. De laatste dagen had hij wel een rust gevoeld. Hij voelde zich voor het eerst in een hele tijd op zijn gemak. Maar zou dat blijven duren? Een zachte wind kwam op. Gaara, de naam die hij droeg. Die als betekenis demon had. De naam die zijn moeder hem had gegeven uit haat voor het dorp. De naam die de vrouw die hij vermoord had, had gegeven. Ja hij werd geboren met de dood. Als kind had zijn vader hem ook willen vermoorden. Maar hat zand had hem altijd beschermt. Hij had nog nooit een wonde gehad. Nog nooit had hij zijn bloed zien vloeien. Maar hij had wel pijn gehad. Zijn had ging naar het teken op zijn voorhoofd. Het brandde soms nog. Het was een litteken die er in was gekrast. Het liefst wilde hij er van af. Maar een litteken geneest niet. Hij zuchte even. Zijn verleden, hij zou er mee moeten leren leven. Maar hij kon zijn leven nu wel verbeteren. De wind joeg zijn duistere gedachten weg.